Royal Albert

‘t Moet een fraai gezicht zijn geweest. Zij met de vastenavond in een zwart broekpak met de prinsenkap van haar overleden man, die ze inmiddels al zo’n 10 jaar overleefd had. Met wie ze 40 jaar een winkel dreef. En achter in die winkel haar eigen schoonheidssalon.

Ook in de laatste maanden van haar leven wist ze haar gevoel voor standing, ja een zekere chique, hoog te houden. Ze dronk haar koffie op haar eigen prachtig ingerichte kamer, uit haar eigen Royal Albert porselein. Ze koesterde haar portjes. De deur stond meestal open, want ze was graag onder de mensen. Chique. Maar niet bekakt.

Ik zoek de overlijdensadvertentie terug op 't web. Ik zie een gedicht van Toon Hermans over dat ’t sterven niet ineens, maar in kleine beetjes gaat. Zonder dat je 't misschien merkt en dat ’t dan plotseling op is. ‘Het is je dikwijls zelf ontgaan, je zegt ik ben wat moe. Maar op een keer dan ben je aan het laatste beetje toe.’ Ze schijnt inderdaad gezegd te hebben: het is op. Maar dat was pas op 't aller-allerlaatst. Daarvoor heeft ze maanden van opleving gekend, want ze was na een verblijf elders terug in haar eigen dorp.

‘Wie ein versjlakkerde bloom die weer tot laeve koom.’ Zo zei iemand die haar nabij was het. Een bloem die weer opbloeit. Dus misschien is het zo, en ik hoop het, dat leven helemaal geen langzaam versterven is, maar dat 't eerder is als een komen en gaan van de golven: een opeenvolging van opleven en terugtrekken en dat uiteindelijk een definitief terugtrekken daar is. Ze schijnt ook gezegd te hebben: 'daar boven staat er eentje op me te wachten.' Wie weet met een narrenkap. Geen definitief terugtrekken maar nog een opleving [terwijl ik dit schrijf, luister ik op mijn koptelefoon op Spotify naar de nieuwe plaat van de bijna 80-jarige Bob Dylan. Hij zingt: 'I feel the holy spirit inside. See the light that freedom gives. I believe it's in the reach of every man who lives.']

’t Zal ergens tussen mijn zesde en achtste zijn geweest dat ik bij ons achter een houten schutting beklom, er vanaf gleed en met mijn handen vol splinters thuis kwam. Mijn mam stuurde me naar haar. In die schoonheidssalon beschikte zij over ’t juiste gereedschap: een rijk arsenaal aan pincetten en pure alcohol. Ik ging daar in een witte leren stoel liggen. Ich höb neet gebäök. Ik heb niet gehuild. Ik bleef rustig. Zij bleef rustig. Als ik 't me goed herinner had ze een tikje zware en doorrookte stem. Ik kreeg een zakje tum tummekes en dat was het. Ze zal iets gezegd hebben als: 'Jong dit zal effe pitche.' Dit gaat even prikken. Ik probeer me die salon en die winkel voor te stellen en dat lukt me niet meer, maar ik weet nog heel goed dat 't voelde als een bondje.
Dit hebben we samen gefikst.

Twee weekenden geleden waren we met vrienden op min of meer anderhalve meter in een huisje in de Achterhoek. We hadden behalve twee flessen whiskey ook een geel setje gesprekskaarten mee met de titel OPENHARTIG. Daar trek je dan een kaart uit van ’t kaliber ‘Hoe hoop je dat jouw leven eindigt?’ of ‘Wat neem je als absolute waarheid mee voor de rest van je leven ofwel waar ga je nooit meer aan twijfelen.' En die kaart leg je dan aan elkaar voor. Ik kreeg de kaart ‘Is er voor jou leven na de dood, en zo ja, hoe ziet dat eruit?' We kwamen in gesprek over dat daarboven en dat we daar niet meer aan geloofden, en dat het voortleven misschien eerder bestaat uit de verhalen die we elkaar vertellen over die van die en weet je nog. En dan leeft een leven weer op. Komt 't weer aanrollen als een golf. Dan is het niet voorbij, maar dan zit ik daar weer als kind in die stoel en geef ik me over.

Deze column is gebaseerd op ’t leven van mijn oudtante Wies Palmen-Janssen en oudoom Joep Palmen. Ik sprak 'm op 27 juni 2020 uit op de L1-radio: https://l1.nl/t-leste-waord-harold-k-158084. Het is bedoeld als eerbetoon, maar ik heb het ook geschreven omdat ik me er kwaad over maak dat onze ouderen en kwetsbaren als last, kostenpost of dood hout worden gezien. In de genoemde advertentie worden de medewerkers van verzorgingshuis Vastrada bedankt voor de liefdevolle verzorging. Ich sjloet mich dao van harte bie aan.